maandag 14 november 2016

NOT DEAD YET






Ik mag het natuurlijk geen toeval noemen dat ik op ze stuit. Of serendipiteit. Alles wordt immers door de algoritmen van het wereldwijde web bepaald. Laat ik het dan zo postuleren: de algoritmen zijn mij gunstig gezind. Plotsklaps word ik via Youtube het bandje Slaves gewaar. Normaal gesproken haak ik af op het moment dat er onderaan een clip op Youtube “Vevo” in beeld verschijnt. “Vevo” staat voor: te gelikt, te mainstream, Ve(el)vo(orkomend), kan nooit wat wezen en in dit geval – gezien het uiterlijk van de jongetjes – voor boyband. Toch neem ik – de algoritmen zijn gedankt – de moeite wat langer te luisteren. Wat horen mijn oren? Rap. Maar te pruimen rap, want ondersteund door stevige drum en basgitaar, met een reuze prettig tempo erin. Dit is de boyband die de uitzondering op de boybands is. Dat zal toch wel even wezen. Twee jongetjes uit Kent, Engeland, die als duo een muur van geluid optrekken. Je reinste rapgrunge. Audiobullys on amphetamines.

De jongetjes zien er nog leuk uit ook. De drummer lijkt een beetje op Robbie Williams en staat heel stoer achter zijn drumstel, met ontblote – brede – borstkas. Echte drummers gaan pas zitten als ze de vijftig zijn gepasseerd. Tot die tijd behoren drummers te staan. De basgitarist zit. Helemaal onder de tatoeages. Verder staat hij. Basgitaar te spelen. Tijdens zijn meest swingende riffs met zijn rug naar het publiek. Dan beweegt hij als een volleerd sekssymbool met zijn heupen heen en weer. Als ik een meisje van 16 jaar oud was, zou ik posters van Slaves aan mijn slaapkamermuur hebben hangen. Had ik dezelfde fysieke appetijt gehad als toen ik nog een jongeman was, dan zou ik me in mijn meisjesbed ook zeker onzedig beroeren. Bij een optreden zou ik zo ver mogelijk vooraan staan en misschien wel flauwvallen. Of verdrukt raken.

Aangezien ik een volwassen man van 47 ben, die geen posters meer aan de muur hangt, maar slechts nog te betalen rekeningen aan de wand pal naast zijn bureau, besluit ik mijn enthousiasme te beperken tot ervoor zorgen bij het volgende optreden van de band in Nederland aanwezig te zijn. Tenzij dat optreden op een festival zal plaatsvinden, want op festivals krijg ik een overdosis medemens toegediend. Ik zal mijn oud-buurman – hij telt reeds 57 levensjaren – vragen of hij meegaat om er for old times' sake de jongere uit te hangen. Eens in de zoveel tijd doen wij dat gezamenlijk, een optreden bezoeken van een band die luide rockmuziek ten gehore brengt. Iets volkomen anders dan avond aan avond bier drinken en darten totdat je gedwongen bent een hand voor één oog te houden, omdat je anders minstens twee dartborden ziet, zoals wij jaren her onze tijd plachten door te brengen. Wat dat betreft hebben wij beiden enige positieve culturele ontwikkeling doorgemaakt.

Wij zullen ons niet mengen in het gedruis vooraan het podium. We zijn immers geen meisjes van 16. Vanuit de luwte op het balkon zullen we toezien en -horen dat er met de jeugd van vandaag niets mis is. Wij zullen om beurten naar de bar lopen om telkens twee vloeibare versnaperingen mee terug te brengen. Wij zullen elkaar af en toe aankijken, naar elkaar grijnzen en knikken. Jongens zullen we zijn, nog steeds. Jongens van 47 en 57. Zelfs de geijkte oudere jongere met het Ramones-shirt zullen we met rust laten. We zullen hem niet vragen of hij niet wat origineels had kunnen aantrekken. Iets met Che Guevara erop, of zo. Ook zullen we hem niet van twee zijden synchroon een hard knietje op zijn beide dijbenen toebedelen. Hoewel we jongens zijn, zullen we ons als gentlemen gedragen. We kieperen hem dus ook niet over de reling van het balkon. Dat kunnen we echt niet maken. Het staat daar beneden vol mensen die voor Slaves zijn gekomen, in plaats van voor een oudere jongere in een Ramones-shirt, zo'n geitenbreier die nog van voor de algoritmen dateert en die dan ineens van bovenaf ongevraagd in hun nek komt ploffen.

Waarom toch moet er bij optredens van hedendaagse rockbands altijd zo'n hippie in een shirt van Ramones paraderen met een poeha alsof hij zelf de enige overlevende van die familie is? Leuk bandje, hoor, de Ramones, daar niet van. Maar mooi dat ze allemaal dood zijn. Dat hebben zelfs die sukkelaars van de Beatles niet voor elkaar gekregen. Daar leeft de helft nog van. Papa en mama Ramone moeten er een genetische knoeiboel van hebben gemaakt, waar zelfs de algoritmen steil van achterover slaan. Alle zestien broertjes Ramone zijn inmiddels overleden: Joey, Deedee, Johnny, Walter, Ricky, Herbert, Frank en Ronald Ramone; Willy en René Ramone; Suske en Wiske Ramone; de Olijke Tweeling Ramone en Jansssen & Janssen Ramone.

Nou ja. Over de doden niets dan goeds verder. Dat zij in vrede mogen rusten, en zo. We hebben hier en nu sowieso geen tijd om om te zien, want beneden op het podium is een nieuwe lichting bezig. Het leven gaat verder.
I love you more when you're angry with me, 'cause you're so boring when you're nice,” zingt de drummer, onderwijl op zijn pauken raggend. Wij zien en horen dat het goed is. En: “Cheer up, London. It's not that bad. Cheer up, London. You're already dead and it's not that bad.”
Die track wordt wel beschouwd als hét Brexit-anthem bij uitstek.


Als Slaves een direct gevolg zijn van de Brexit, wens ik de wereld nog vele Brexits toe. Zonder gezeik over kinderfeestjes met figuren die op slaven lijken. Was ik Brits geweest en las ik dat ze zich daar in Europa druk over maakten, dan zou ik ook Brexit willen.