zaterdag 20 september 2025

PLANEET KARIG

 


Aan het eind van de middag ging ik nog een laatste kleine boodschap doen. Ik koos de fiets, omdat ik lopend bij vrij korte afstanden al last van mijn knie krijg. Boodschap gedaan en weer op mijn fiets zittend, viel het aangename weer me op. Laat ik nog maar wat verder fietsen, dacht ik. Vanzelfsprekend voldeed ik aan die gedachte. Aan de noordrand van Rotterdam, exact waar de tracés van Randstadrail en de HSL elkaar kruisen, besloot ik de ligging van eerstgenoemd te volgen. Veel keuze had ik niet. Naast de hogesnelheidsspoorlijn ligt geen fietspad. Ik wilde de staat van mijn kniegewricht testen. Halte Rodenrijs, Berkel-Westpolder (alwaar ik in een ruim bemeten Jumbo-filiaal een voorraad water, frisdrank en stroopkoeken ter versterking van de inwendige mens kocht; als ik niet zo had lopen zweten zou ik het nu - achteraf - als funshoppen betitelen), Pijnacker-Zuid, Pijnacker-Centrum, Nootdorp, Leidschenveen en Forepark passeerde ik. Toen zag ik me gedwongen het Randstadrailtracé te laten voor wat het is. Ik deed dat zonder het vergieten of plengen van welke traan dan ook. Inmiddels was ik bevangen door de geest van de nieuwe zakelijkheid. In mijn brein was simpelweg geen ruimte voor pathetiek en sentimentaliteit. In het centrum van Den Haag waren nog drie bouwprojecten die ik in beeld wilde brengen. Als ik door zou fietsen, zou er misschien voldoende daglicht resteren om het plan tot daad te doen promoveren.

Ik had weliswaar geen plaats voor sentimentaliteit en pathetiek, een merkwaardig gevoel van voldaanheid overviel me toen ik me realiseerde dat ik de residentie nooit op deze wijze was binnen gefietst. Het waren de lichtmasten van het in het Forepark gesitueerde “ADO-altijd weer een andere sponsornaam-stadion” die er mij vanuit het oosten op attent maakten dat ik me inmiddels in Den Haag moest bevinden. Even tevoren was ik nog overweldigd door de reusachtigheid van de rijbanenverstrengeling van knooppunt Ypenburg - de ene fly-over kruist de andere fly-under en dat blijft er niet bepaald tot enkele rijbanen beperkt. Bijna kreeg mijn infrastructuurfetisj de overhand, had ik in mijn handremmen geknepen en zou ik er iets met mijzelve zijn gaan uitvreten wat men in de openbare ruimte niet geacht wordt te doen. Noem het 'wilder dan wildplassen'. Ik ben een verantwoordelijk mens, wars van opstootjes, dus fietste ik rustig verder, over de Spoorlaan. Onmiddellijk werd me aan mijn linkerzijde de fantastische triestheid van bedrijventerrein Westvlietweg gewaar. Men zegt over dit soort habitats vaak dat men er nog niet dood gevonden wil worden. Ik wil dat er - heb ik eenmaal alhiero voor het eeuwige foetsie verruild - een mausoleum voor me wordt opgericht. Een mausoleum waar nooit iemand halt houdt, waar niemand weet van heeft, waar slechts mensen passeren op weg naar hun circa veertig uur per week tijdsbesteding, genaamd 'hun werk'.

Dit getypt hebbend, word ik direct overvallen door keuzestress. Ik fietste Rotterdam uit op het punt waar de tracés van HSL en Randstadrail elkaar kruisen. Ook daar verlaat je een mausoleumwaardig bedrijventerrein: Schiebroek. Die omgeving doet niet onder voor die van Westvlietweg. Dat bedoel ik. Ongetwijfeld behoor ik tot de bemanning (of 'bemensing', whatever) van een of andere kutplaneet waar er slechts één mausoleum per overledene is toegestaan. Ze noemen die planeet 'Aarde'. 'Karig' zou een betere naam zijn geweest. Ik wil na mijn verscheiden meerdere mausolea, op meerdere bedrijventerreinen.

Desalniettemin was ik nog niet klaar met fietsen op dat hele kleine stukje Karig. Ik bevond mij inmiddels in het stadsdeel Binckhorst. In de verte zag ik de Haagse skyline. Als ik ongeveer rechtdoor zou fietsen, zou ik in het centrum belanden, waar ik nog een paar bouwprojecten van ooit op mijn lijst 'te fotograferen' had staan. Met een kleine beetje geluk zou er nog juist voldoende daglicht resteren om tot vereeuwiging over te kunnen gaan. Dat is echter het probleem op Karig: ook kleine beetjes geluk ontbreken veelal. Dus heb je het maar te doen met wat zich aandient. Wat diende zich aan? Ik fietste inmiddels naast NS-station Den Haag Centraal. Lieden gehuld in Nederlandse vlaggen; redelijk veel mobiele eenheden. Er had op het nabije Malieveld een ons tegen hullie-bijeenkomst plaatsgevonden. Niet de minste reden om in de remmen te knijpen. Mijn doel was een bouwproject aan de Hoefkade, in de shariawijk. Vervelend was dat ik niet het papier met de exacte locatie bij me had gestoken. Ik was immers slechts van plan geweest op de fiets een boodschapje te doen. Ik besloot verder te rijden. Gezien de aard van mijn fitheid was het waarschijnlijk verstandig de terugrit te aanvaarden en naar Rotterdam te fietsen.

Zoals het mijn hele leven al gaat met mijn besluiten; bij het volgend kruispunt was het zojuist genomen besluit veranderd in een ander. Ik zou naar Scheveningen fietsen om eens lijfelijk te kijken waar het etablissement Podium aan Zee zich exact bevindt. Ik had het de nacht tevoren al uitgeplozen op Streetview. Toen had ik een kaartje voor een optreden van Magnapop gekocht, dat er eind november gepland staat. Direct had ik een nieuw doel voor ogen. Het is de kunst op planeet Karig je doelen te blijven stellen. Om niet te worden overvallen door de overtuiging dat je je in de waardeloze rafelrand bevindt die het in werkelijkheid is.

Dus, Scheveningen zou het worden. Vanaf de Hoefkade sloeg ik de De Heemstraat op. Links van me lag de Haagse Markt, de grootste markt van Nederland. Of de markt met de meeste kramen, de meeste vierkante meters. Doet er niet toe. Hij ligt in de wijk Transvaal. En pas nu, tijdens het typen, niet tijdens het fietsen, komt bij me op dat ik ooit nogal wat bijdragen schreef voor het boek "Transvaal, wereldwijk". Op een bepaald moment stond mijn naam bij zoveel stukken, dat ik bij het fictieve verhaal een pseudoniem heb laten plaatsen. Dat fictieve verhaal moet ik snel eens teruglezen. Het is gebaseerd op een middag verblijf aan de bar in de kroeg aan de kop van de markt, bij het Hobbemaplein. Er stond een man achter de bar aan wie slechts na die middag caféverblijf het predicaat 'legendarisch' kon worden toegeschreven. Zo'n type dat een mausoleum verdient.


Mijn naam stond ook niet bij het voorwoord van toenmalig burgemeester van Den Haag, Wim Deetman. De gemeentewoordvoerder had me wegens de prangende deadline verzocht het zelf te schrijven. Aangepast, edoch verre van gesloopt, verscheen het in druk. Leuk voor op de conduitestaat, verder niks. Het was een tijd waarin ik er nog op kickte als ik met CEO's en andere hotemetoten op een zo hoog mogelijke verdieping van een door een zo bekend mogelijke architect ontworpen kantoortoren een interview had gehouden en er een valide artikel voor een vakblad, dan wel vastgoedincrowdmagazine van had weten te vervaardigen.



Waar was ik? Van het idee naar Scheveningen te fietsen had ik ook alweer snel genoeg gekregen. De fuck. Ik ging terug. Via de shariawijkomgeving belandde ik in Rijswijk, waar de gigahoog- en breedtebouw van het European Patent Office me een soort 'welkom, u bevindt zich in een totaal gejuridiseerde wereld, waar om onbegrijpelijk reden heel veel geld wordt verdient' heette. Ik hoef daar overigens niet eenzijdig over te klagen. Ooit vergaarde ik fijn pecunia door over de bouw van het genoemde EPO per woord betaalde lange artikelen te schrijven. Kapitalisme werkt soms ook in je voordeel. Dat ik dat voordeel altijd voor een groot deel kwijt was aan mijn horeca ondersteunende functie, daar was ik zelf bij. Met borreluur was ik daar meer bij dan wanneer alle borreluurders al lang en breed waren vertrokken en sluitingstijd van de kneip voor mij pas afrekentijd bleek te zijn. Dan kon ik nog net naar huis zonder om te vallen. Lekker belangrijk. Zonder horeca-ondersteunende functie hadden er geen opdrachten voor het boekwerk "Transvaal, wereldwijk" bestaan. Zo'n kroegbestaan wilde ook weleens vóór je werken. Het leven heeft diverse kanten. Wat niet hetzelfde betekent als dat het de moeite waard zou zijn. Laat daar geen misverstand over bestaan.


Een treffend voorbeeld van de onvolkomenheid van ons verblijf alhier volgde ongeveer onmiddellijk. Ik wist dat ik een poosje in het donker tussen het lover van het Elsenburg zou moeten fietsen. Dat had ik bij daglicht vaker gedaan, De hoeveelheid lantaarnpalen in het donker en de mate waarin ze elkaar opvolgden, verrasten me aangenaam. Totdat de aanwezigheid van lantaarnpalen er ineens mee ophield. Ik fietste in het donker. De zegswijze 'geen hand voor ogen zien' was hier op zijn plaats. Nu was ik geenszins zinnens hier een hand voor mijn ogen te houden. Ik ben niet eerder zo verrukt geweest over een functionerend fietsvoorlicht te beschikken. De witte markering in het midden van het fietspad wees me zo de weg. Al was het in het geval van een bocht geen sinecure de juiste koers te blijven volgen. Er was slechts de witte markering; alles daaromheen was aardedonker. Wat als zich hier toevallig een groepje moordlustige gelukszoekers zou ophouden? In dat geval zou ik kansloos zijn. De gedachte dat moordlustige gelukszoekers zich bibberend van angst wel twee keer zouden bedenken voordat ze zich in deze duisternis zouden begeven – uit welke rimboe ze oorspronkelijk ook afkomstig waren – hielp me de rust te bewaren.


's Middags was er een anti-gelukszoekersmanifestatie op het Malieveld geweest. Als je een gelukszoeker in de duisternis op een fiets zijn weg probeert te laten vinden door Elsenburg heeft hij nog voor het ochtendkrieken zijn familie gebeld en zit hij in de trein naar Schiphol om het vliegtuig terug naar het land van herkomst te nemen. In dat geval niet van onze belastingcenten, maar van het geld dat ze al hadden gespaard om de volgende nareiziger onze kant op te sturen. Laat hem zijn ervaring met een bodycam registreren en zend de opnamen als reallife docu uit in zijn thuisland en ook alle eventuele nareizigers laten het uit hun hoofd Nederlandwaarts te reizen.


Of ik iets wilde beweren over de gelukszoekerscrisis? Nee, dat laat ik aan de Immigratie- en NaturalisatieDienst over. Ik gebruikte slechts wat aanscherpingen om te tonen dat in het donker fietsen door Elsenburg volkomen kut is. Dat doen schrijvers soms. Met hyperbolen en overdrijvingen gebeurtenissen proberen kracht bij te zetten. Voor een adequate behandeling van gelukszoekers verwijs ik u door naar onze koningin. Die komt uit een familie met een gezinshoofd dat deel schijnt te hebben uitgemaakt van een regering die wel raad wist met onwelkome types. Ik neem aan dat er een zekere afschrikwekkende werking uitgaat van voorlichtingsfilms over hoe recalcitrante sujetten gedrogeerd in een vrachtvliegtuig worden geladen en als het begin van landaanwinning in zee worden gedumpt.


Hoe het ook zij. Ik wist uiteindelijk fietsend Delft te bereiken. Zat ter plaatse even op een bankje om aan te sterken en vervolgens de laatste etappe naar Rotterdam te fietsen. Maakte meer dan aanstalten en fietste Delft uit. De tegenwind bracht me bij zinnen. Ik draaide om en fietste met de wind in de rug terug. Mijn rijwiel plaatste ik in de stalling van het station. Ik nam de trein. Zoals te doen gebruikelijk had ik inmiddels weer voldoende overdreven. Mijn knie en overige spieren moeten me na deze inspanning maar laten weten hoe het er fysiek met me voor staat.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten