zaterdag 31 december 2016

OM NOU TE ZEGGEN: 'MIJN CHEERLEADER'?


Onlangs was ik nog eens te gast in een heuse ouwelullenkroeg. U weet wel, zo'n café waar de cliëntèle vraagt of die moderne muziek niet af kan als The Rolling Stones over de speakers klinken, terwijl ik dan altijd de neiging heb te vragen of die klanken van vóór of na Mozart dateren en nog net de aandrang kan weerstaan om te eisen dat er per onmiddellijk een cd van King Gizzard & the Lizard Wizard in de lade van de speler wordt geschoven.


In de ouwelullenkroeg ging het gesprek aan de bar over het feit dat je als jongen vroeger op dansen moest, omdat je anders geen meisje zou kunnen krijgen. Hautain wierp ik tegen dat ik in mijn jeugd helemaal niet op dansen hoefde, daar ik dermate goed kon voetballen, dat de meisjes voor mij naar het sportcomplex kwamen om zich aan mijn prestaties te vergapen. Opdat ze 's nachts stoute meisjesdromen over mij zouden kunnen dromen, waarin ze brutaal op me af stapten en me vroegen of ik 'met hen wilde lopen'.


Dit deed de werkelijkheid enigszins geweld, al was het wel degelijk zo dat het leukste meisje van mijn klas op zaterdag altijd naar het sportterrein kwam. Na de wedstrijd vroeg ik haar telkens – wederom nogal hautain – of ik die middag nou zeven of acht keer had gescoord. Als ze 'zeven' antwoordde, wist ik dat ze de wedstrijd helemaal niet had gezien, maar in de kantine had gezeten.


Ze was nogal kouwelijk van aard, vandaar. In de buitenlucht verblijven, was niets voor haar. En eigenlijk was ze ook te lui om op twee benen te staan. Misschien is 'lui' niet de juiste omschrijving. Het nest waarin zij ter wereld was gekomen, was een nest dat men wel met de uitdrukking 'van goeden huize' omschrijft. Meisjes die uit zo'n nest afkomstig waren, gingen nu eenmaal niet op twee benen door het leven. In stilstand zaten of lagen zij. In weerwil van het woorddeel 'stand', stonden zij zelden. Verplaatsten zij zich, dan was dit slechts over de kleinste afstanden op een ordinaire en volkse wijze, genaamd 'lopend'. Doorgaans werden zij echter toch achterin zittend in een automobiel getransporteerd. Was het nest 'van goeden huize' dan werd de automobiel bestuurd door vaderlief. Was het nest 'van buitengemeen goeden huize' dan was er achter het stuur – zoals de werkelijke betamelijkheid het voorschreef – sprake van een chauffeur.


Waarschijnlijk is 'kouwelijk' ook niet een geheel correcte weergave van haar gesteldheid. Het was meer het feit dat men in een sociaal echelon als het hare bij temperaturen beneden de vierentwintig graden niet in de buitenlucht verbleef. Hoogstens onder een afdak, verwarmd door aan de gevel bevestigde warmtestraalkachels of heteluchtblazers. Daarnaast zou haar aanwezigheid naast het voetbalveld weliswaar hebben ingehouden dat zij zich buiten de afrastering bevond; dat betekende nog niet dat de zolen van haar chique meisjesmoccassins gevrijwaard zouden blijven van contact met het gras. Nog tot honderden meters verderop liep het gras door. Zo gaat dat op een sportcomplex; vele velden naast elkaar bestrijken een grote oppervlakte gras. Dat de zolen van haar chique moccassins met het gras in aanraking zouden komen, was nog verre van het kwalijkst. Het gras zou vochtig kunnen zijn. En het vocht zou zomaar eens in aanraking kunnen komen met het suède van de moccassins, met allerlei lelijke gevolgen vandien voor de staat van het leder. Mensen uit haar maatschappelijke klasse stonden erom bekend flauwtes te kunnen krijgen bij slechts de gedachte aan zulk onheil.


Maar nu genoeg over haar achtergrond. Als ze op mijn vraag of ik die middag nou zeven of acht keer had gescoord 'acht' in plaats van 'zeven' antwoordde, dan wist ik óók dat ze de wedstrijd niet had gezien, maar in de kantine had gezeten.


Ik was keeper.