dinsdag 26 oktober 2021

VERGETEN LICHT

 

Ruim twintig jaar moet ik al in het bezit zijn van mijn All Terrain Bike-achtige fiets. Lange tijd voldeed het voertuig eigenlijk niet aan mijn wensen. Ik rijd bijna altijd over fietspaden, bij afwezigheid daarvan over straat, nu en dan ben ik gedwongen mij op een binnenweg te begeven en – vooruit, ik zal het eerlijk toegeven – soms pak ik een stoep mee. Zelden rijd ik door terrein. En terrein is juist de reden dat de fiets over brede banden met diep profiel beschikt. Op harde ondergrond maken de banden door hun breedte echter veel te veel contact met het plaveisel. Hierdoor ontstaat wrijving. Wrijving vertraagt de snelheid. Lange tijd was ik door de vertraging voornamelijk kansloos tegen lieden op wielrenfietsen. Waar zij over tien versnellingen beschikken, heb ik slechts de keuze uit drie. Voeg daarbij nog de dunne bandjes van de wielrenners, de daarmee gepaard gaande geringe wrijving en een weldenkend mens klimt niet op zijn ATB, maar blijft een dag lekker in bed liggen.

Sinds enige tijd zijn er ook nog de elektrische fietsen bijgekomen. Ik word ingehaald door maaltijdbezorgers en ouden van dagen, die men tegenwoordig met de verhullende term 'boomers' omschrijft. Boomers, van 'boom (op zijn Engels uitgesproken), kijk ons eens even moeiteloos bij die hulpeloze ATB-bezitter weg demarreren'. Gelukkig fiets ik altijd met een draadloos via mp3-speler verbonden koptelefoon op mijn hoofd. Het smadelijke gelach als ik voor de zoveelste keer word ingehaald en hoogstens een poosje in het kielzog kan volharden, blijft me bespaard.

Mijn ATB-achtige, laat ik die om u niet telkens met het achtervoegsel '-achtige' te vermoeien verder kortweg 'ATB' noemen, stal ik in de ruim bemeten, goed verlichte fietsenstalling onder het plein voor het Rotterdams centraal station. Je kunt je rijwiel er gelijkvloers plaatsen, maar dat is de vandaalkat op het slopersspek binden. Mij te veel kans dat een al dan niet beschonken frustraat het in het voorbijgaan nodig acht mijn achterwiel om te werken van recht tot gekromd of ander uiterst onwelkom ongerief te veroorzaken. Plaats ik mijn fiets op de eerste etage van de rekken, dan is die kans stukken geringer. Ik zie iemand nog niet zo snel mijn tot voor kort reflector geacht achterlicht eraf koppen. Schoppend vergt het een highkick van een geoefend vechtsporter. Beschonken vechtsporters zullen niet slagen in hun poging.

Al de ruim twintig jaren lang dat ik hem bezit, verkeerde ik in de veronderstelling dat zich achterop mijn ATB een reflector bevond. Toen ik het rek met daarin mijn rijwiel onlangs naar beneden trok, bleek de reflector ineens licht te geven. Sinds ik cum laude werd ontslagen uit een psychiatrische instelling weet ik dat ik gecertificeerd niet meer aan paranoia lijd. Ik hoefde niet geschrokken achter mij te kijken of er ineens een auto tot in de fietsenstalling was doorgedrongen, die met ontstoken koplampen de rode lichtreflectie veroorzaakte. Het betrof hier niet slechts een reflector, achterop mijn ATB, maar een heus achterlicht. Direct rees de vraag hoe ik dit achterlicht in werking had gesteld. Met mijn hand wreef ik over de bovenkant van wat ik ruim twintig jaar lang voor een reflector had gehouden. Er gebeurde niets. Toen ik mijn wijsvinger langs de onderkant liet gaan, stuitte ik op een uitsteeksel. Ik drukte erop en het licht doofde. Aangezien ik er ruim twintig jaar lang van was uitgegaan dat er zich achterop mijn fiets een reflector bevond, drukte ik nog een aantal maal ongelovig op het knopje. Dit overtuigde me. Telkens ging het licht aan en dan weer uit. Ik liet het daarop bij 'uit'. Het was vroeg op de dag, zonnig en tijdens mijn aanstaande fietstocht zou het nog een zeer ruim dagdeel licht zijn. Er was geen enkele aanleiding mijn route met brandend achterlicht af te leggen.

Er is nog een andere reden om mijn achterlicht zo min mogelijk aan te zetten. Mijn voorlicht brandt altijd, zodra het rijwiel zich verplaatst. Of het nu licht of donker is. Op ingenieuze wijze is het voorlicht gekoppeld aan beweging van mijn fiets. Hoe het kan, weet ik niet. Een ouderwetse dynamo die hoe dan ook tot wrijving – en daarmee een trager tempo – leidt, heb ik nooit aangetroffen. Trap ik de fiets in beweging dan gaat het voorlicht branden. En dat vind ik wel prima zo. Het achterlicht stelt diverse vraagtekens die tot meer nadenken stemmen. Hoe kan het dat het lampje binnenin gaat branden zodra ik het knopje indruk? Betrekt het zijn energie via door mij onopgemerkte micro-zonnepanelen in het staal van frame, stuur en bagagedrager? Is het windenergie die via de spaken in de banden wordt opgeslagen en zo een weg naar mijn achterlicht vindt? Warmte-koudeopslag die via mijn bips op het zadel in energie wordt omgezet? Of een door alle geheime diensten ter wereld over het hoofd geziene kerncentrale in diepe krochten onder Noord-Koreaanse bodem die contact met mijn achterlicht maakt? Die Noord-Koreanen mogen dan nog geen kernraket op Zuid-Koreaans, Japans of Amerikaans grondgebied hebben laten neerkomen; ik onderschat hun expertise, knowhow, kundigheid en savoir faire bepaald niet. Ik lijd weliswaar gecertificeerd niet meer aan paranoia, dat sluit het met een keur aan mogelijkheden rekening houden niet uit. Hoe op het eerste gezicht niet voor de hand liggend die mogelijkheden ook zijn.

Het belangrijkste: na ruim twintig jaar ben ik erachter gekomen dat de reflector achterop mijn ATB niet slechts reflector, maar zelfs een achterlicht is. Zo kom ik tot de conclusie dat het leven pas bij tweeënvijftig jaren oud begint, waar het de fase ervoor slechts rottig behelpen was. De abrahamsleeftijd plus twee is de leeftijd waarop je als gezonde jongeman besluit pas een elektrische fiets te zullen nemen als je de kist in gaat. Op de elektrische fiets zal ik me geen meter verplaatsen. De fiets zal, in plaats van een gedenksteen, boven mijn graf prijken. Als het even kan, laat ik het monument sponsoren door Pyongyang. Tegen de tijd dat ik het tijdelijke voor het eeuwige verwissel, zo rond mijn 753ste verjaardag, zijn de mondiale gezagsverhoudingen compleet gewijzigd, worden de lakens sowieso vanuit daar verdeeld, spelen topvoetballers en masse in de Noord-Koreaanse ÜberHyperSuper-league, wordt de proloog van de Tour de Corée du Nord eens in de vijftien jaar in Parijs verreden en heb ik daar nooit aan meegedaan omdat ik het op mijn brede banden altijd afleg tegen wielrenners op iele tubes. De rode ster in de cirkel op de Noord-Koreaanse vlag heeft dan al een aantal eeuwen terug plaatsgemaakt voor een wat non-descripte rode beeltenis die mijn achterlicht moet voorstellen.

Wereldwijd zullen wetenschappers zich afvragen hoe het mogelijk is dat het achterlicht van die in de fietsenstalling onder het plein voor het Rotterdamse centraal station geparkeerde ATB nog altijd brandt. Het antwoord heb ik mijn graf in meegenomen. Ik zal het hier alvast verklappen: de laatste keer dat ik mijn fiets stalde, was ik vergeten op dat knopje te drukken.

maandag 4 oktober 2021

DE LUCHTBROMFIETSER


 Ineens tref ik op de kruising van de Rochussenstraat met de Westersingel een te vondeling gezette huurscooter van Felyx. Plompverloren en eenzaam, want zonder bestuurder, staat het vervoermiddel voor het verkeerslicht, dat inmiddels groen aangeeft. Vanzelfsprekend breekt er een glimlach door op mijn gezicht. Een scooter zonder bestuurder die exact in het midden van het fietspad staat geparkeerd terwijl het verkeerslicht doorrijden verordonneert, betekent: chaos. En wat is er meer welkom dan chaos waar je zelf noch last van hebt, noch de oorzaak van bent? Ik zou het zo snel niet weten. Wel weet ik wat de uitkomst is van chaos die mijzelf totaal onberoerd laat: leedvermaak.

Maar leedvermaak waarom? En om wie? Tot nu toe is er nog geen hysterisch terug richting scooter rennende huurder gesignaleerd. Voorbijgangers nemen de scooter slechts waar en lopen, fietsen of scooteren eromheen, hoogstens een moment signalerend dat er hier ter plaatse een scooter onhandig stil staat te staan, maar geen moment bekropen wordend door het idee dat er sprake is van een onverkwikkelijke situatie. Dus maakt ook niemand de geringste aanstalten de scooter te verplaatsen of de hulpdiensten van dit merkwaardig verkeersdelict op de hoogte te stellen.

Zelf blijf ik met mijn fikken ook van de koets. Ik betoon me niet assertiever dan mijn wandeling richting het centraal station vervolgen. Daar staat mijn fiets geparkeerd in de stalling onder het stationsplein, die een geweldig fietsenopvanghuis is. Je kunt er je tweewieler altijd kwijt. En gratis. Je moet slechts zorgen dat je hem er eens in de twee weken even weghaalt, want anders zijn de autoriteiten gemachtigd het vervoermiddel te confisqueren.

Wandelend langs de Westersingel heeft mijn gemoed echter geen enkele tijd zich bezig te houden met de lengte van het tijdsbestek die mijn stalen ros ongebruikt in de stalling heeft doorgebracht. Noch maak ik mij druk met piekeren over de materiaalsoort van mijn frame; of dat werkelijk van staal of van een andere metaalsoort is vervaardigd. Ik heb het te druk met mijn leedvermaak. Leedvermaak om de deurwaarder. De deurwaarder? Ja, de deurwaarder. Het is namelijk geen toeval dat de Felyx-scooter daar moederziel alleen stond. Dat de bestuurder plotseling met de noorderzon leek te zijn vertrokken, alsof hij in rook was opgegaan.

Op het gevaar af nu voor complottheoreticus te worden versleten zal ik u uit de doeken doen hoe de vork in de steel zit. De scooter was gehuurd door Karlsson van het Dak. Karlsson van het Dak is steeds meer aan vliegangst gaan lijden sinds het aantal drones in zijn nabijheid de spuigaten uitloopt. In Zweden bestaan er groepen dronebezitters die er eer in scheppen met hun drone zo dicht mogelijk in zijn buurt te vliegen. Er zijn zelfs geldprijzen te verdienen voor degenen die de meest close camerabeelden van Karlsson van het Dak weten te maken. Hij begon er zich als een door een Patriot onderschepte Scud-raket van te voelen. Nadat hij van schrik zijn vinger al eens open haalde aan de propeller op zijn rug – hoe hij het fysiek bijna onmogelijke voor elkaar had gekregen was hem een raadsel – besloot hij zijn heil op maaiveldniveau te zoeken. Karlsson van het Dak werd Karlsson op de Felyx-huurscooter. Zijn habitat in Zweden verruilde hij voor Rotterdam. Die stad was de laatste tijd nogal in zwang bij expats, dus daar moesten hij en zijn propeller ook hun draai kunnen vinden. Al zou hij zijn propeller ongebruikt laten zo lang hij zich per Felyx-scooter voortbewoog.

Ongeveer een kwartier voordat ik de verlaten scooter bij het verkeerslicht trof, hield Karlsson van het Dak stil bij de kruising van de Rochussenstraat en de 's Gravendijkwal. Wat was dit voor waanzin? Auto's, auto's, auto's, auto's. En hij op zijn scooter maar wachten, wachten, wachten, wachten. Hierbij vergeleken waren de drones in zijn thuisland Zweden kinderseriespel. Na een half uur had hij eindelijk groen licht gekregen. Rijdend richting Eendrachtsplein met één hand aan het stuur, lukte het hem met zijn vrije hand de propeller op zijn rug in werking te stellen. Bij het verkeerslicht naast het Parkhotel had hij in de remmen geknepen, zijn vervoermiddel op de standaard gezet en het luchtruim gekozen.

Dat het domweg achterlaten en niet terugbrengen van de Felyx-scooter de huurrekening met dertig eurocent per minuut doet stijgen en het maar afwachten is tot hoeveel de teller oploopt, zal Karlsson van het Dak een zorg zijn. Dat de scooterverhuuder hem aanmaningen verstuurt en uiteindelijk een deurwaarder inschakelt zal hem aan zijn mollige bips roesten. Après Karlsson van het Dak, le déluge. Een knappe deurwaarder die op hoogte zijn brievenbus weet te vinden en er de in langwerpige envelop gehulde tijding in naam van de Koning doorheen laat glijden. Deurwaarders werken namelijk nog meelijwekkend weinig met drones.

dinsdag 10 augustus 2021

HET ZONNETJE IN HUIS

Gisteren werd ik, na het plegen van de grote boodschap, geconfronteerd met een toilet dat niet meer doorspoelde. Het duurde uren voordat het spoelwater eenmaal was weggesijpeld. Nogmaals doortrekken zorgde er slechts voor dat het water weer min of meer tot aan de rand van de toiletpot kwam te staan. De grote boodschap zelf bleef drijven, hetgeen niet een appetijtelijke aanblik bood. Vanochtend wandelde ik daarom naar het centraal station om daar tegen betaling gebruik te maken van het gemak. Ze hebben er goede toiletten, op zich een aanrader. Al kom ik er liever achter dat de wc's op een centraal station deugen als ik op reis ben dan uit noodweer.

Eenmaal terug ging ik eerst aan de slag met zilver soda en schoonmaakazijn, daarna met een agressiever ontstoppingsmiddel en kokend water. Niets hielp, het enige resultaat was dat de grote boodschap steeds verder vermengde met het water. Het water kreeg daardoor telkens een meer donkerbruine kleur, wat ook al geen tot verorbering van maaltijd uitnodigend uitzicht opleverde, maar er wél op duidde dat er in mijn geval zeer waarschijnlijk geen sprake is van een afgenomen leverfunctie. In dat geval zijn uitwerpselen meestal veel lichter van kleur.

Vermoeid belde ik mijn huisbaas. Die kwam met een ouderwetse plopper aanzetten en zei dat ik daarmee moest ploppen tot het euvel verholpen zou zijn. Innerlijk verklaarde ik de huisbaas voor gek. In gedachten plopte ik al een met water, urine en grote boodschap verzadigd gezogen haarbal met een doorsnede van 20 cm in mijn eigen gezicht, waarna ikzelf, mijn have en goed én de vloer ook donkerbruin zouden zijn. Aan de andere kant begon het geëmmer me nu stevig de keel uit te hangen. Ik zag het niet zitten bij iedere achterwaartse aandrang naar het station te moeten wandelen. Dus pakte ik de plopper. Met mijn handen moest ik - er zat werkelijk niets anders op - de bruine, gemengde vloeistof in, om de plopper secuur op het gat naar de afvoer te kunnen plaatsen. Toen ik voelde dat hij in de goede positie zat, trok ik de plopper aan het houten handvat omhoog. Slechts één keer. De drab deed er geen drie seconden over om met een gorgelend geluid in de afvoer te verdwijnen.

Toen zag mijn gezicht er dus ineens zó uit. 

dinsdag 3 augustus 2021

Kerkenpad

 















Nog meer kerken in Zoetermeer. Een burgerlijk gehoorzaam-christelijke kerk die zich deels achter het lover probeert te verstoppen. Er wordt gezegd dat het uit vrees voor oprukkend islamisme is. De Oosterkerk in de wijk Oosterheem, waar tot de God Vinex wordt gebeden. Vinex is overigens een nogal arbitraire term. Aangezien de afkorting staat voor 'Vierde nota ruimtelijke ordening extra' zou ik eerder op 'Vnroe' zijn gekomen. Zouden de namen van de goden Thor en Wodan staan voor 'Te huur open ruimte' en 'Wet over de aanvaardbare nieuwbouw' staan? vraag ik me af. Het WZC (Welzijn Zorg Complex) in Oosterheem, dat de ronduit originele naam 'Oosterpoort' heeft meegekregen, naar de hand van architect Jeanne Deckers. En het gebedshuis van het grootste geloof op deze planeet, de consumentistische kerk in Stadshart Zoetermeer met daarin onder meer de Westwaarts winkelpromenade. Over het logo boven de ingang moet nog eens worden nagedacht. 'ZOO' doet mij vermoeden dat er sprake is van een dierentuin. Iedere gelijkenis met beesten heb ik trachten te voorkomen door mensen waar mogelijk met hun rug naar de kijker toe te portretteren.

Gods wil








 

Gisteren ging ik op zoek naar de Heer, waar anders dan in Zoetermeer? De Heer was er niet, of het beliefde hem geen sjoege te geven. Wel was er de engel Moroni, met zijn bazuin. De engel wiens naamgevers ooit ofwel de letter i aan zijn naam toevoegden, ofwel de c eruit weglieten, om te verdonkeremanen hoe het er met zijn geestesgesteldheid voor staat. De "Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen", wordt het gebedshuis genoemd waarop Moroni prijkt. Laatste dagen, laatste dagen, tuttuttut. Ik vind het nogal een apocalyptische voorstellingen van zaken. Na Alfa, Bravo, Charlie en Delta moeten Echo en Foxtrot en de rest van het reutemeteut-virus nog volgen. Dan gaan we op zijn vroegst eens over laatste dagen spreken. Het leek erop dat de terreinknecht van het Feyenoord-stadion is getransfereerd naar voornoemde kerk. De laatste dagen mogen dan kennelijk aanstaande zijn, in de tuin ligt een biljartlaken.

dinsdag 27 juli 2021

SPACE

Ik kom er vandaag achter dat De Bijenkorf al sinds 2016 geen Drie Dwaze Dagen meer houdt. Ineens voel ik me compleet losgerukt van alles waarmee ik in verbinding dacht te staan. Ik denk niet dat een gesprek met een - weliswaar geduldig, invoelend en hulpvaardig - medewerker van de Luisterlijn in dit geval zal volstaan. Te meer daar ik er achter kwam dat in 1969 de eerste mens voet op de maan zette en de laatste in 1972. Momenteel kampt de NASA met budgetproblemen om weer eens een mens op een ander hemellichaam te droppen, te weten: op de maan. Vóór 2024 zal hier in ieder geval geen sprake van zijn. Ja, het schiet al lekker op met de vooruitgang. Wat leef ik toch op een volslagen kutplaneet.

Misschien moet ik eens een eindje gaan fietsen. Het is een schrale troost, maar ik heb dan nog het geluk om te leven in een deel van een volslagen kutplaneet waar tenminste de fietspaden fatsoenlijk zijn aangelegd en je in de stalling onder het plein voor het centraal station de banden van je fiets tot min of meer perfecte hardheid kunt oppompen, zonder dat je daar middeleeuws voorovergebogen met armen en handen kracht bij hoeft te zetten. Het is bijna ongelooflijk. Er komt automatisch lucht uit de pomp, zodra je die op het ventiel duwt. Nog onwaarachtiger: er komt geen lucht meer uit de pomp, zodra deze als vanzelf aanvoelt wanneer er voldoende in de band zit. Bij een poging tot met de vingers induwen blijkt de band inderdaad geen millimeter mee te geven.

Eenmaal met opgepompte banden per roltrap naar boven vervoerd geweest zijnde zal ik het al pedalerende ongetwijfeld niet droog houden. Maar ja, daar leef ik nu eenmaal op een volslagen kutplaneet voor. Voor wie het nog niet wist: fatsoenlijke hemellichamen kennen geen neerslag, hebben een permanente temperatuur van tweeëntwintig graden Celsius, voortdurend zonlicht waartegen men zich niet hoeft te beschermen door de huid met crèmes in te smeren en ze draaien niet om andere hemellichamen heen. Dat eeuwige gedraai van alles om alles heen, het universum werd er op een bepaald moment zelf zo horendol van dat het recalcitrant besloot uit te gaan zetten en daar niet mee te stoppen voordat al dat gedraai in zijn inwendige tot een eind was gekomen.

donderdag 29 april 2021

WAT EEN ZOOTJE

Strenger straffen. Dat sowieso. Vooral mensen die de derde keer in een week bij de kassa hun bonuskaart weer vergeten blijken te zijn. Maar! Strenger straffen over de hele maatschappelijke linie. Persfotografen met stiekeme dashcams die de goedbedoelende, eerzame, altijd hard voor zijn geld gewerkt hebbende, shovel berijdende burger een zo hoog mogelijke straf, ja zelfs een gevangenisstraf of TBS (want nergens deinzen de mainstream media voor terug), willen aansmeren met hun laffe, achterbakse opnamen? Strenger straffen. Ons land gaat naar de ratsmodee. En nu ga ik op mijn shovel op een terras inrijden. Niet omdat daar toch niemand zit. Maar omdat terrasmeubilair dat in de regen werkloos buiten staat ook strenger gestraft moet worden. Dat terrasmeubilair ontneemt kelners en kelnerinnen hun fooien, met die gore regen. Ónze kelners en kelnerinnen. Nee, daar horen we de hoge heren in Den Haag niet over. Die zijn te druk met de notulen. Nooit hebben ze het over de notulen. Maar als het terrasmeubilair zich misdraagt, zijn de notulen ineens belangrijk.

maandag 26 april 2021

EVEN ZO IN HET VOORBIJGAAN

Vijf euro vijftig”, zegt de caissière.

Ik pak kleingeld uit mijn broekzak en een biljet uit mijn portefeuille. Dit bedrag kan ik exact passen.

Meneer, het is hier een pinkassa.”

Ik steek mijn cash weer terug en antwoord haar dat ze een hoer van het grootkapitaal is.

Misprijzend kijkt ze me aan. Hoewel, misprijzend? Laat ik het 'walgend en vol ongeloof' noemen.

Op de display van haar kassa staat dat ik € 5,52 moet afrekenen. En dat is het bedrag dat van mijn rekening wordt afgeschreven. Niet 'vijf euro vijftig'. Ze had dus 'vijf euro tweeënvijftig' moeten zeggen. Want het is hier een pinkassa. Met mijn 'hoer van het grootkapitaal' heb ik het gelijk totaal aan mijn zijde.

Het ergste is dat ze daar geen flauw benul van heeft en in de veronderstelling verkeert dat ík hier de brute hond ben. Terwijl er nog geen seconde later ook nog eens automatisch akkoord wordt gegeven op twee eurocent extra afschrijving van mijn rekening.

zondag 25 april 2021

IETS ESCHER-ACHTIGS

Architectengroep S5 situeerde de begane grond op de bovenste bouwlaag en heeft voor het uitkijkplatform tevergeefs transparantie trachten te bewerkstelligen door deze op maaiveldniveau achter een blinde muur te positioneren. Twee etages boven het gebouw bevindt zich – zwevend – de zevenlaags parkeergarage, die in de praktijk slechts met de auto bereikbaar is als er een wonder gebeurt. Direct naast de garage is het entreegebied voor bezoekers van het gebouw gesitueerd. Hiermee is de laagdrempeligheid letterlijk verhoogd. En hoe! Bij Architectengroep S5 beheersen ze de kunst als geen ander in hun ontwerpen afleesbaar te maken dat ze de volle 24 uur per dag compleet van het padje zijn.


In een eerder ontwerpstadium bevond de parkeervoorziening zich geheel verdiept. Op artist impressions was dat niet zichtbaar. Dat heb je nu eenmaal met artist impressions, dat er slecht zichtbaar is wat er onder de grond is gesitueerd. In dat geval kunnen afbeeldingen van doorsneden van het ontwerp een verhelderende blik op de situatie bieden. Uiteindelijk heeft in plaats van de parkeergarage de landingsbaan voor drones een onderkomen gekregen in de kelder.


Om het ontwerp een historiserend karakter te verschaffen is esthetisch aangesloten bij de architecturale stroming van het sciencefictionisme. Vandaar dat het gehele gebouw rust op kantelen, die tegelijkertijd de dragers van de hoofdconstructie vormen. Met de kantelen hebben de ontwerpers historiserend willen verwijzen naar kasteelarchitectuur uit de middeleeuwen. Door ze onderaan het gebouw vanaf maaiveldniveau te laten oprijzen, is tegelijkertijd gekozen voor een omkering: zo is historiseren sciencefictionisme geworden. Vanwege de ongebruikelijke lengte van de kantelen kunnen deze makkelijk de indruk van kolommen wekken.


Aan de voorwaarde om plasticiteit in het gevelbeeld te bewerkstelligen heeft Architectengroep S5 ruimschoots voldaan door geen plastic, maar hoedjes van papier in de façades te verwerken. Bij de eerste de beste regenbui raakt het papier al in het ongerede, waarna het in een mum van tijd zal zijn vergaan. Doordat het volume van de kantelen iets vóór de rooilijn uitsteekt, benadrukt het wegvallen van de hoedjes van papier door een toegenomen dieptewerking de plasticiteit in het gevelbeeld. Daarnaast is het gebruik van hoedjes van papier een toppunt van duurzaamheid en cradle-to-cradle. Er hoeft niet eens een poging te worden gewaagd de gevelmaterialisering te hergebruiken, de papieren hoedjes zullen immers vergaan. In dit geval is er dus letterlijk eigenlijk veel meer sprake van cradle-to-coffin dan cradle-to-cradle.


Inpandig is de maatvoering van het gebouw afgestemd op woningen, hoewel er kantoren in zullen zijn gevestigd. Dit met het oog op een eventuele toekomstige functiewisseling. De ontwerpers zijn van mening dat ze er wat gebruiksverandering betreft niet vroeg genoeg bij kunnen zijn. Het totale gebouw rust op een fundering van 24 m diepe, ongekookte spaghetti. De delen spaghetti reiken tot de dragende bodemlaag, die zij, in weerwil van hun geringe doorsnede, niet zullen perforeren, waardoor het gebouw buitengewoon toekomstbestendig (en dus duurzaam) zal zijn en nog eeuwen mee zal kunnen. Of het nu kantoren, woningen of kindercrèches herbergt.


Er is een speciaal leidingennetwerk aangelegd dat inpandig zorg zal dragen voor voortdurend verse aanvoer en verspreiding van aerosolen, die zwanger zijn van deeltjes Covid-19. De leidingen kunnen relatief eenvoudig worden aangepast om er dagelijks kanonschoten door te kunnen afvuren. Dit voor het geval er eens een definitief verbod op vuurwerk wordt uitgevaardigd. De welstandscommissie liet weten de nodige vraagtekens bij de functionaliteit van het gebouw te hebben, maar wat dat betreft moet de welstandscommissie zwijgen en zich beperken tot oordelen over de uiterlijke kenmerken.