Dat ga ik dus krijgen. Het Bevrijdingsfestival staat op het punt van beginnen. Ik heb mezelf de plicht opgelegd een stukje te schrijven n.a.v. ieder concert dat ik bezoek. En ik heb het eerste epistel over het vorige festival, Motel Mozaique, nog niet eens voltooid.
Waarom heb ik mezelf die plicht opgelegd? Is het bewijsdrang? Is het een van bovenaf gevoeld voorkomen van belanden op het oorkussen van de duivel? Bestaat er een of ander collectief christelijk bewustzijn waarvan ik – totaal buiten mijn wil om – wel degelijk deel uitmaak? In het zweet des aanschijns et cetera? Zou allemaal kunnen. Echter: verwoording belast mijn hersenen met een soort concentratie die geen plaats biedt aan noodlottige gedachten. Het zo goed mogelijk op beeld en geluid vastleggen van muziekoptredens doet dat ook. Pijntjes die vaak leiden tot hypochondrie en de overtuiging dat ze het begin vormen van een explosieve toename van uitzaaiingen in mijn lichaam verdwijnen naar de achtergrond. En wat het zweet des aanschijns betreft: laat ik op 5 mei weer eens pogen me te bevrijden van het juk waarmee ik mijn schouders heb belast. Of dat nu wel of niet is geïnspireerd door een maatschappelijk groter geheel doet niet ter zake. Laat ik weer eens een epistel voltooien en de virtuele buitenwereld in werpen.
Festivals. Ik heb het er niet zo op. Consumentitis en evenementitis zijn uitgebroken. Het publiek komt massaal opdagen, want er is weer iets georganiseerd. Vooraf kennis nemen van wat de artiesten te berde zullen brengen, is er veelal niet bij, heb ik het idee. Die visie kan ook puur op mijn vooringenomenheid over 'de ander' zijn gebaseerd, dat besef ik. 'Ik ben goed en zij zijn niet per definitie slecht, maar ik ben veel beter.' Om voor een ieder klare wijn te schenken: in mijn geval berust die overtuiging nu eens niet op narcisme, wat zij in 99.999 van de 100.000 gevallen wél doet. Ik heb het gelijk aan mijn zijde. Hoe dan ook.
Een festival betekent vooral te veel mensen naar mijn zin op de been. Nog in mijn directe nabijheid ook. Het laatste festival dat ik meemaakte, was Left Of The Dial. Toen was een vriendin zo attent geweest een toegangsbewijs voor het gehele evenement aan te schaffen; zij had het niet pietepeuterig bij entree op één dag gehouden. Van Left Of The Dial had ik onthouden dat het per venue nogal verschilde of ik ergens op mijn gemak was of niet. Daarnaast herinnerde ik me dat het bijna sisyfusarbeid is de juiste titels bij alle tracks te achterhalen. Bands zijn nog onbekend en hun liederen dus vaak ook, het is door de grote publieke belangstelling moeilijk vooraan bij de podia te komen om je een setlist eigen te maken of die te fotograferen, de onbekendheid van de optredende groepen maakt het ook niet eenvoudiger muziek achteraf, via het web, te vergelijken met je eigen opnamen en in het geval van LOTD werd ik bij één concert door het publiek in de afgeladen zaal dermate dicht op de boxen gedrukt dat ik weliswaar dichtbij het podium stond, ik door in oren aangebrachte gehoorbescherming geen tinnitus opliep, maar bij het thuis beluisteren moest concluderen dat ik mijn opnamen wegens veel te zeer vervormd geluid direct richting vergetelheid moest dirigeren.
Dit maal was er geen sprake van LOTD, maar van MoMo, Motel Mozaique. Hoewel ik nu toch best een redelijk poosje van mijn leven in Rotterdam woon, had ik het festival nooit bezocht. Ik verkeerde in de veronderstelling dat het nogal gericht was op kleinkunst, culinair cultureel verantwoorde kookcursussen, batikken, macramé, en clowns met een lach en een traan. Niks voor mij, dus. Tot ik mij enigszins had verdiept in de muziek van de optredende bands. Hiervan moest ik meer horen en me er verder op oriënteren. De donderdag besloot ik sowieso over te slaan. Mijn voeten deden nog te zeer zeer van chemobijwerkingen. Van afzakken naar de verschillende podia zou ik een hekel aan mezelf krijgen, mezelf met te veel pijn opzadelen. Thuis blijven bood me daarnaast de mogelijkheid het muziekprogramma van de twee resterende dagen intensief te bestuderen. En zo liet ik het geschieden.
Een behoorlijk aantal maal kwam het voor dat er een streep ging door een eerder gepland concert. Dan had er zich een nóg beter ensemble aangediend. Zo kwam het dat ik in de overtuiging raakte de Ierse band Gurriers, uit hoofdstad Dublin, absoluut niet te mogen missen. Sterker, ik reserveerde op de bewuste vrijdag een imaginair tijdslot voor mezelf, dat er voor zou zorgen dat ik bijtijds in Perron zou arriveren om mezelf van een prettige opnameplek te verzekeren. Prettige opnameplekken, je kunt mij er bij nacht en ontij voor wakker maken. Bij een concert of in een detoxkliniek: ik ben gek op een prettige opnameplek. Misschien moet ik die tekst op T-shirts laten drukken en die op een meurtzj-tafel in the middle of nowhere te koop aanbieden. Niet dat ik overweeg het plan werkelijk uit te voeren. Zoals ongeveer alles wat zich aan ideeën door mijn hoofd beweegt, houd ik ook dit bij het concept. Ik laat de maakbare fantasie de maakbare fantasie. Maakbaar. Ooit. Ergens. Niet tijdens mijn verblijf in het alhier.
Mooi. Genoeg geouwehoerd. En mooi weer niet welke woorden dan ook gewijd aan, en recenserende toon aangeslagen betreffende het optredend ensemble Gurriers. Behalve een verwijzing in de geest van 'uitstekend' en 'zeer de moeite waard'. De link naar de opnamen op YouTube staat wederom vermeld. Dan kun je daar zelf luisteren. Of je leven met een kwalitatief tekort opzadelen door dat niet te doen. Ik heb ze in mijn lijst 'nog te beluisteren en eventueel aan te schaffen via Bandcamp' opgenoteerd.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten