In de tuin bij mijn oma Miep in Vrouwenpolder. Het zou kunnen dat zij zich even eerder had schuldig gemaakt aan het vervaardigen van de pony op mijn hoofd. Het zou ook kunnen dat de op wraak beluste toet van de kleine guit uitstraalde dat hij op het punt stond zijn grootmoeder op doel te zetten en keihard revanche voor de knipbeurt te nemen. Niet door een welgeplaatste schuiver in benedenhoek, niet door een nog veel mooiere bovenhoekloeier. Niet door een zogenoemde Panenka, door zijn oma een hoek te laten kiezen en haar - met een later als 'stiffie' bekend geworden - lobje totaal voor lul te zetten. Maar door een keiharde streep op haar Zeeuwse bolus.
'Nou gaat u tandjes tuffen, er zijn grenzen aan knipbeurten. Ik hoef mij als kleinzoon niet alles te laten welgevallen. En ik had uw gezicht ongehavend kunnen laten door u naar een verkeerde hoek te sturen en u met een lobje, dat niet eens het doelnet achter u zou raken, tot een kleintje - ik durf zelfs gerust het woord 'loser' in de mond te nemen - uit de internationale voetbalgeschiedenis te degraderen. Ik verkoos echter de loeier. Want? Sla er de geschiedenisboeken op na.'
De foto dateert uit 1972. Panenka nam zijn beroemde pinantie pas medio 1976, tijdens de beslissende penaltyreeks tegen West-Duitsland. 'Jahaa, oma, "de moffen", volgens het taalgebruik waarmee ik werd grootgebracht. Maar daar gaat het niet om. Had ik de strafschop tegen u destijds al lobbend genomen, dan zou 'de Panenka' nooit in die bewoording de geschiedenis in zijn gegaan. Een Panenka zou als flauwe nabootsing van de 'Stefan' zijn beschouwd.'
In 1972 was ik twee of drie jaar oud. Een kleine kans dat ik destijds al de schotkracht over mij had om vanaf de penaltystip de bal over de doellijn te laten raken. Even goed druipt de balverliefdheid af van de foto. En in die brutale muil herken ik nogal wat van hoe ik als jeugdspeler was. Resumerend stel ik dat het ronduit onverstandig was mij na mijn verhuizing van Middelburg naar Rotterdam niet aan te melden bij een voetbalclub.
Ach ja. Het loopt zoals het loopt. Het grote geheel overwegend: het maakt allemaal geen fuck uit. Dat is buitengewoon ernstig. Dat is nogal geruststellend
Dus ik heb aan het eind van de middag/begin van de avond Heracles - Feyenoord zitten kijken. Uitslag: 0-7. Drie doelpunten van Ayase Ueda, die daarmee op 11 doelpunten in 9 wedstrijden komt.
Ik neem de metro terug naar huis. Verkeer in een naar optimisme neigende luim. Hoe moet ik het noemen? Ik ben best wel ietwat bevangen door enthousiasme. De metrocoupé is totaal leeg, op één bankje na. Daar zit een schoonheid van een schoonheid. Ze heeft een hoofdtelefoon op. Ik ga - het is allemaal onschuldig enthousiasme - tegenover haar zitten. Ik zie haar blik nerveus naar de ruit wijken. Kennelijk heeft ze geen telefoon om te doen alsof ze daar haar aandacht op vestigt. Met een vriendelijke glimlach probeer ik e.e.a. aan ijs te breken. Ze tracht nog verder door te ruit heen te kijken.
Als womanizer pur sang ken ik al die trucjes van vrouwen vanzelfsprekend al jaren. Eerst negeren, dan willig. Dus haal ik die koptelefoon van haar bevallig hoofdje en zeg: "Ayase Ueda heeft nu 11 goals in 9 wedstrijden gemaakt. Denk jij dat de kans er eindelijk in zit dat hij het record van Coen Dillen, 43 doelpunten in één eredivisieseizoen, daterend uit 1956/1957, in 34 wedstrijden, exact zoveel als tegenwoordig, zal breken?"
Gewoon een ter zake dienend antwoord zit er kennelijk niet in. Ze drukt direct op de metroalarmknop.
Waar is het toch ooit misgegaan tussen man en vrouw?
Vanmiddag
MRI-scan van mijn gammelknie ondergaan. Ik heb het laatste jaar
diverse scans meegemaakt en ik weet niet waarom, maar juist de
MRI-versie schijnt een lawaai van importantie te moeten veroorzaken.
Daarom kreeg ik oordoppen in en eroverheen nog een koptelefoon als
extra geluidbescherming. De scanmeneer van dienst vroeg mij of ik
wellicht een toefje radiomuziek over de koptelefoon wilde luisteren.
In eerste instantie kwam zijn geste binnen als een dreigement.
Radioklanken die ik te horen krijg, zijn altijd smerige
supermarktbraggel, in strijd met de conventie van Genève,
desalniettemin dagelijks rijkelijk over het winkelend publiek
uitgestrooid. De MRI-man vroeg netjes welk soort muziek ik wilde
horen. Ik vroeg om een zo hoog mogelijk gehalte punkrock. 'Kink,' concludeerde hij direct. Dat deed me deugd. Ik heb geen
flauwe notie hoe de muziekkeuze op die zender tegenwoordig uitpakt.
Ik herinner me dat die in het verleden goed te hachelen was. Het feit
dat mijn opmerking over punkrock direct de naam Kink aan hem
ontlokte, stelde een fractie aantal momenten in mijn bestaan tot
tevredenheid. Zo komt een mens toch weer een fractie aantal momenten
verder in het bestaan, zonder te hoeven beseffen wat een waardeloze
tijdsbesteding het veruit grootste geheel is. De muziek van
Kink was nauwelijks hoorbaar. Wel meende ik uit de contouren van de
klanken in de verte te kunnen opmaken dat het geen kwaad kon als ik
thuis eens wat playlists van deze radiozender raadpleegde, om er
beter naar te kunnen luisteren. De verder alles overstemmende
geluiden waren afkomstig van de Siemens MRI-scanner. Hoe klinken die?
Laat ik de term industrial
gebruiken, om in de geest van de schone tonen te blijven. Na
een kwartier was mijn knie voldoende gescand. De man vroeg of ik nog
wat had kunnen genieten van de muziek. Ik antwoordde dat die helaas
nogal magertjes te horen was en dat ik misschien beter voor honderd
procent de experimentele house van het apparaat had kunnen
beluisteren. Hij gaf aan dat er ooit een MRI-versie van het begin van
'Stairway To Heaven' van Led Zeppelin was gemaakt en permitteerde het
zich mij die te laten horen tijdens een deel van zijn dure
instellingstijd. Ja, ja. In de baas ze tijd. De rakker was het aan de
eind van zijn werkweek behoorlijk pushing
to the limits,
qua living
on the edge.
Het was niet dat ik ineens als een kievit de trap opging en zeker
wist dat ik nooit iets van de malheur aan mijn knie zou voelen, nu
hij me deelgenoot van de MRI-variant van de rock-classic had gemaakt;
wellicht was het dé zet in de rug die me ertoe aanzette een eindje
te gaan fietsen.
Net als de dag tevoren kwam ik weer op een
bankje langs de rivier terecht. Nu onderaan de Maasboulevard, tussen
het voormalig Tropicana-zwemparadijs en het tankstation in. De
scheepvaart op de rivier gaat nooit vervelen. Of zo. Zo heet het
vaak. Of het is een urban
myth. Of
een urban
myth
die ik mezelf op de mouw speld. Dit was de tweede achtereenvolgende
dag waarop ik van gekkigheid niet meer wist wat te doen. En dus zette
ik maar weer bootjes op de kiek. Godskoleertig. Is er iets saaier en
vervelender dan wéér die schepen aan je voorbij te zien varen? Ik
kan het me nauwelijks voorstellen. Dus. Hoop ik op. Het
resultaat van de MRI-scan, komende maandag. Een telefoonstem die
meldt: "Wrijf met een tandenborstel zonder pasta erop drie
rondjes tegen de wijzers van de klok in over de binnenkant van de
knie en uw klachten zullen als bij toverslag verdwenen zijn." IJdele hoop. Ik voorspel. Maandag 'weten ze het' bij het instituut
'eigenlijk ook niet precies'. De veruit meest gestelde diagnose,
naast 'dood'. De tweede medische vaststelling, dood, is er één die
een patiënt zelf nooit te horen krijgt. Om een of andere reden
ontkomt de medische wereld er nog steeds aan die diagnose eens recht
in iemands gezicht te zeggen, op een moment dat de persoon in kwestie
nog in staat is die te vernemen. Ze zullen er allerlei excuses voor
hebben om e.e.a. niet wereldkundig te hoeven maken. Ik typ hier maar
één term, terwijl ik mezelf compleet complottheorievrij acht: BIG
PHARMA. De belangen zijn te groot. Ze hebben best de beschikking over
middeltjes tegen de dood. Al minstens driekwart eeuw. Maar dat mag
het volk niet weten. De Rothschilds, de Rockefellertjes, de
koninklijke familie van Saudi Arabië. Meer namen kan ik niet noemen.
Met wat ik zojuist schreef, bewandel ik het doornig pad reeds. Iets
wat ik slechts aandurf vanwege een niet bijster rooskleurig
geschetste lengte van resterende toekomst in het alhier. Voor mij persoonlijk maakt het verder allemaal toch niet veel meer uit. Laat mij dan ook maar het begin van de ontmaskering van alles zijn.
Maandag
was het voor mijn gevoel 100.000 jaar geleden dat ik nog eens een
concert bezocht. Mijn gevoel zegt me verder weinig. '100.000 jaar
geleden' kun je lezen als 'iets te lang naar mijn zin'. 's Middags
had ik mijn huisarts op bezoek gehad. Een toffe vent, die ik direct
openlijk meedeelde dat ik mijn 0% alcohol drinken heb gestaakt. Ik
ben er weer mee begonnen, start niet vroeg op de dag en zorg dat ik
een maximum in huis heb, waaraan ik mij de dag erop niet de buil kan
vallen dat ik lichamelijk zo verslaafd ben, dat me de volgende dag
geen andere keus rest dan direct weer met innemen te starten.
Mensen
in mijn directe omgeving reageren daar hysterisch op. Ze hebben me
eerder meegemaakt en menen te weten hoe het me nu ook weer zal
vergaan. Complete verloedering, met kliniekopname of dit maal
werkelijk de dood ten gevolge. Ik haal er verder mijn schouders over
op. Ik gun mezelf na een jaar totale onthouding de kans om het weer
te proberen. De eerste biertjes bevielen me wat betreft smaak
absoluut niet; het effect van de % was grandioos. Na de mijzelf
opgelegde maximale hoeveelheid bleef de behoefte aan meer compleet
uit. Om na het ontwaken direct verder te zuipen was totaal nicht
im Frage.
Mijn
huisarts gaf ik te kennen dat ik absoluut niet van plan ben het
drinken weer te staken. Mijn voorspellingen op nog een lang leven
zijn gering. Het lijkt me zaak die korte periode zo aangenaam
mogelijk door te brengen. Ik heb lange tijd het idee gehad dat dat
dus zonder drank zou zijn. De avond die volgde zou me anders leren.
Na nog wat over koetjes en kalfjes en over aanstaande palliatieve
sedatie of euthanasie te hebben gesproken, vond mijn huisarts het
verstandig dat we ons contact zouden intensiveren van tweewekelijks
naar één contact per week. Hij heeft me hier eerder aangetroffen in
ongeveer dezelfde setting, maar dan met een vloer totaal bezaaid met
lege wodkaflessen en heel veel statiegeldblikken waarin geen fris had
gezeten. Misschien was dat zijn reden.
Dus.
Huisarts de deur uit en ikke eens denken. Ik had vanwege mijn
weigerachtige knie mijn kaartjes voor de optredens van de band L.A.
Watch en The Buttertones in de oude zaal van de Melkweg al op
Ticketswap gezet. Tegelijkertijd herinnerde ik me dat ik 's nachts
nog stoer op YouTube had geschreven dat ik L.A. Watch hoe dan ook zou
meemaken, dan maar onder invloed van % en pijnstillers.
%
was snel in huis gehaald; pilletjes waren nog voorradig. Ik kan je
meedelen dat je je niets hoeft aan te trekken van de informatie op
bijsluiters. Je kunt die spullen best tegelijkertijd innemen. Ja, je
reactievermogen vertraagt iets. Maar als je op de fiets naar het
centraal station gaat, daar de trein neemt, op Amsterdam-Zuid de
metro neemt en uiteindelijk de tram naar het Leidseplein om bij de
Melkweg te raken, kan er onderweg weinig gebeuren. Ik had kunnen
worden betrapt op het niet betalen van mijn toeslag voor Intercity
Direct. Bij de pinken als ik nog steeds was, kwam ik er in de nog een
aantal minuten niet vertrekkende trein achter dat ik zulks had
nagelaten, de coupé diende te verlaten om OV-kaart alsnog langs de
scanner te halen.
Je
hebt ook mensen die dat allemaal niks vinden en in de auto stappen.
Je hebt sowieso mensen die in de auto stappen. Omringd door andere
kut-amateurs die in hun dagelijks leven weinig beters te doen hebben
dan zich druk maken over een maximumsnelheid van 130 ipv 120 km.uur
en hun zwakzinnige gedrag onderweg is ernaar.
Bij
metrostation Vijzelgracht, dat is uitgevoerd met een schitterend
lange roltrap – ik moet de lengte eens zien te vergelijken met die
van in 'ons' station Blijdorp- ontmoette ik mijn oude schoolkameraad
O., al sinds jaar en dag woonachtig in de jezuïetenstad. (Als ik
iets verkeerd typ, fuck you. Ik mag zo nu en dan graag een grapje
maken dat indruist tegen hetgeen politiek correct of wenselijk wordt
geacht.) Met hem dronk ik op een of ander terras – heel anders dan
in Rotterdam, geen bedelende cracklowlifes, slechts toeristen, die je
ook op de zenuwen werken – twee trappisten. Vervolgens begeleidde
hij me, omgaand vanwege mijn brakke knie, van de tramhalte naar de
ingang van de Melkweg.
Omdat
ik tegenwoordig zo veel mogelijk van concerten probeer op te nemen,
was ik op tijd. Een plekje vooraan bij het podium was dan ook snel
gevonden. Luxediertje dat ik ben, had ik voor een puik Aquariusflesje
gevuld met Crodino, tonic, sinaasappelsap en wodka gezorgd. Twee keer
greep ik ook nog naar mijn voorraad Oxycodon-tabletjes. Ik had een
fantastische avond, genoot van de muziek. Van L.A. Watch had ik dat
verwacht. Van The Buttertones werd het me een dag later bij
terugluisteren duidelijk dat ik door middelengebruik in een zekere
stemming had verkeerd.